De journalist van de toekomst: Gutmensch-met-baangarantie

In het artikel ‘Vijf tips om Wilders te verslaan’ van Ad van Liempt op Villamedia (zie link onderaan dit artikel) wordt een vijftal strategieën ten tonele gevoerd die door de media kunnen worden ingezet om verslag te doen van hetgeen Geert Wilders doet of laat. Sommige strategieën blijken na analyse tekort te schieten, maar Van Liempt constateert in zijn artikel dat ‘journalisten geen antwoord hebben op schaarste en negativisme’, met de noodzaak tot bijscholing als uitkomst.

Ik signaleer twee tekortkomingen in de Nederlandse en internationale journalistiek die noodzakelijk dienen te worden aangepakt. Zodat de rechtstaat weer stevig op poten kan worden gezet.

Dat journalisten geen raad weten met de nieuws-schaarste die Wilders creëert door interviews te weigeren en een minimaal verkiezingsprogramma te presenteren is wellicht waar, maar de vraag dringt zich op: waaróm zou een journalist (of beter, een hoofdredacteur) zich met die schaarste raad moeten weten? Het is tenslotte niet zo dat er pertinent móet worden bericht over iemand die aan de media geen mededelingen doet? Er is toch ander nieuws, of toch in ieder geval een andere invalshoek voor het betreffende onderwerp? Wellicht moet dat andere nieuws worden gezocht (onderzoeksjournalistiek!) maar het kan niet zijn dat bij gebrek aan reacties van de Persoon voor de Vrijheid, de kranten met lege kolommen van de persen rollen. De opmerking van Martin Bosma ‘het gaat toch wel over ons’ is géén natuurwet, maar het gevolg van een keus die op hoofdredacties wordt gemaakt. Het gekissebis over de afwezigheid van Wilders in het Rode Hoed-debat had ook met één opmerking van RTL kunnen worden afgedaan: ‘de heer Wilders heeft voor het debat afgezegd’. En daarna radiostilte want eenmaal gekozen blijft gekozen. In plaats daarvan leverde het dagenlang gratis exposure op, terwijl de aanstichter met de voeten omhoog een biertje kon drinken. Bosma kreeg gelijk, maar niet door toedoen van de PVV. Het schaarste-argument dat Ad van Liempt ten tonele voert is bovendien eenvoudig te weerleggen door te wijzen op de overdaad aan informatie die ons bereikt: geen hand vol maar een land vol nieuwsbronnen. Hoe het goed kan komen met de concurrentiepositie van de heldhaftige redactie die dit als eerste aandurft: ik kom er verder in dit stuk op terug.

Het tweede punt van Van Liempt acht ik echter wél van belang: journalisten hebben geen antwoord op negativisme. En dat Van Liempt constateert dat bijscholing dat antwoord kan brengen, onderschrijf ik. Maar, hoe moet die bijscholing er dan uit zien?

Toen ik journalistiek studeerde, kreeg ik het aan de stok met mijn docent Geschreven Pers toen ik terugkwam met een uitgewerkt interview met de voorman van de CentrumPartij ’86, de Zwollenaar Henri Ruitenberg. Het interview werd beoordeeld met een onvoldoende, want mijn keus van een gesprekspartner was de verkeerde. Mijn docent huldigde het standpunt van mediastilte voor racisten, een opvatting die Ruitenberg in het interview niet onder stoelen of banken stak.

Na al die jaren weet ik nog steeds niet wat ik van dat voorval moet denken. De tijd heeft geen verhelderend inzicht gebracht. De tijden zijn echter wel veranderd en de wal heeft het schip niet kunnen keren. Interviews met politici die extreme opvattingen huldigen zijn in de afgelopen jaren veelvuldig gepubliceerd. De betreffende politici hebben veelvuldig een beroep gedaan op de vrijheid van meningsuiting, en als journalist kan je voor zo’n argument toch niet je oren sluiten?

Bijscholing is echter wel de oplossing in dezen. Want met honoreren van het veelgehoorde beroep op de vrijheid van meningsuiting is de hedendaagse journalist zó objectief geworden, dat ook persoonlijk engagement als vooringenomenheid wordt beschouwd. Maar nou juist dat engagement is het antwoord op negativisme, van politici en anderen. Een geworteld engagement vereist een persoonlijke visie op hoe de wereld eruit zou moeten zien.

Persoonlijk engagement is niet per definitie vooringenomenheid, het staat niet gelijk aan subjectiviteit. Pas wanneer het gaat over hóe die ideale wereld kan worden bereikt, ontstaan er opvattingen die tot vooringenomenheid kunnen leiden. Tot politieke stromingen en programma’s. Het is voor nieuws-journalisten van belang zich ofwel verre te houden van politieke stromingen, dan wel hun eigen opvattingen aan collega’s en gesprekspartners volmondig toe te geven en daarna te laten zien dat ze ondanks hun opvattingen toch een objectieve interviewer of schrijver kunnen zijn. Dat laatste is echter enkel voor de ‘groten der journalistiek’ weggelegd, je hebt krediet nodig voordat dit wordt geaccepteerd. Maar het is voor journalisten essentieel om een persoonlijke visie te hebben op hoe de wereld eruit zou moeten zien.

Die ‘brave new world’, dat Utopia echter is tegenwoordig geen deel meer van de journalistieke bagage. Een vak als Filosofie voor Beginners wordt met node gemist in het curriculum wanneer het gaat over het sociale engagement dat elke journalist als zesde zintuig dient te hebben. Er wordt in de opleidingen Journalistiek én in de samenleving tevéél gedacht in scoops en economische grootheden als lezersaantallen, kijkersaantallen, hashtag-gebruik, technische vaardigheden. Kijk naar de platte vragen en ééndimensionale debat-onderwerpen die RTL in het Carré-debat van zondag 3 maart 2017 aan acht lijsttrekkers voorlegde, en hoe de journaliste in het tweede deel van de uitzending ineens een stuk minder ‘assertief’ bevroeg, omdat er tijdens het reclameblok op Twitter teveel commentaar op haar benadering verscheen.

Waarom is engagement een antwoord op negativisme? Omdat het leidt tot #hoedan-vragen. Het vraagt niet om een statement, maar om de gedachte áchter het statement. Het voegt een ‘W’ toe aan het voor journalisten overbekende rijtje van de vijf W’s: Wie, Wat, Waar, Wanneer en Waarom: Wat nu? Wat heeft de spreker bezield om deze woorden, om juist dit onderwerp te kiezen? Dát is wat de lezer of kijker weer moet willen weten. De façade voorbij, de diepgang in interviews van vijf minuten of zelfs minder. Het kán. En het ontmaskert negativisme bij politici en anderen op een genadeloze manier.

Dan ten tweede, de commercie in de journalistiek. Mogelijk gemaakt aan het begin van de jaren negentig, heeft commercie niet geleid tot een beter product voor de nieuwsconsument. Het gesol met de TMG MediaGroep (zowel John de Mols bedrijf Talpa als de Ondernemingsraad van TMG stappen naar de rechter om de beoogde overname door het Belgische Mediahuis te voorkomen) zorgt voor onrust bij redacties, werknemers, free-lancers en zakelijke partners. Redacties worden samengevoegd of wegbezuinigd om de winstgevendheid voor de aandeelhouders zeker te stellen. Het maatschappelijk belang van het (journalistieke) product wordt ondergeschikt gemaakt aan het financiële belang van eigenaren en aandeelhouders.
Zie ook de column “niet de krant maar de journalist heeft het zwaar’ van de NOS Ombudsman Guikje Roethof van 30 maart 2010, nog steeds actueel. Link. En lees ook het artikel op de website van den NOS over een item in Nieuwsuur van maandag 6 augustus 2018: de gemeente Oudewater huurt zijn eigen verslaggever voor de gemeenteraadsvergaderingen in omdat de verslaggeving voor lokale media te duur wordt Link.

De journalistiek is een pijler van de democratie, omdat zij regeringen, bedrijven en hun plannen de (menselijke) maat neemt. Een onafhankelijk parlement met dito verkiezingen, een toegankelijke en transparante rechtspraak maar ook een betrouwbaar en toegankelijk Bureau voor de Statistiek zijn eveneens essentieel. Commercie binnen het politieke métier wordt niet getolereerd en binnen de rechtspraak evenmin. We willen niet dat politieke of juridische processen door geldelijke belangen worden beïnvloed. Commercie binnen de statistiek is van zeker belang voor de brede basis van onderzoeken en getallen, maar het uiteindelijke ‘toplevel’ Bureau voor de Statistiek dient evenzogoed boven twijfel te zijn verheven. Commercie binnen de journalistiek daarentegen hebben we ruimhartig toegelaten, vanuit overheidswege ook bevorderd onder het mom van een gelijk speelveld tussen publieke en commerciële omroepen etc. Echter, mijns inziens heeft de westerse samenleving daar een verkeerde keus gemaakt, die (zeker nu er overdaad aan informatie via het internet is ontstaan), een systeemfout onthult. Niet het wegbezuinigen van de privileges van de publieke omroepen was de weg naar het gelijke speelveld, maar beter had men kunnen kiezen voor het financieel ondersteunen van de journalistieke taak van commerciële zenders.

Met de komst van het internet als advertentiekanaal is de toch al uitgeklede positie van journalistieke bedrijfsonderdelen verder onder druk komen te staan: de inkomsten verdwijnen naar mondiale spelers en de omroepen en mediabedrijven die worden ingeperkt door budgetten, beoogde opbrengsten en marketingstrategieën, staan zwaar onder druk.

Ik pleit voor een onafhankelijker positie van hoofdredacties en journalisten. Onafhankelijker van bedrijfsresultaten. Commercie in de journalistiek dient te worden beteugeld. Niet enkel bij de publieke omroep en kranten, maar ook bij de commerciële media zelf. Ik zou willen pleiten voor een Fonds voor de Journalistiek, dat aan redacties en geaccrediteerde free-lancers een financiële bodem geeft. Dat Fonds mag best drie-jaarlijks worden verdeeld door een commissie die de pluriformiteit van het medialandschap bewaakt. Alleen journalistieke redacties waarvan de eigenaren géén beursnotering hebben komen ervoor in aanmerking. Het Fonds wordt geschraagd door de politiek. Voor de details zou zeker meer dan één A4-tje nodig zijn. En ja, dat betekent ingrijpen in bedrijfsvoering en winstgevendheid, van met name kleinere redacties en start-ups. De EU zou m.i. die onafhankelijke positie voor redacties middels wetgeving moeten instellen. En inderdaad, dat is een hele lange weg, gezien het feit dat nu geen enkele (nationale of EU-) fractie daarvoor een lans zou willen breken. Een Chinees gezegde echter gaat: ‘een voetreis van duizend mijlen begint met één eerste stap’. Maar waarom die voetreis ondernemen?

Bijna tien jaar geleden sprak ik Marijke Jongbloed, op een symposium in De Balie in Amsterdam. Jongbloed (1956-2016) was een Nederlandse regisseuse die dertig documentaires op haar naam heeft staan en lesgaf aan de Filmacademie Amsterdam. Zij vertelde mij dat ze anti-kraak woonde om haar woonlasten te drukken, zodat ze kon blijven werken in de journalistiek. Géén hippe twintiger, maar een hardwerkende vijftiger met een drive. Tijdens het symposium en bij de gesprekken achteraf werd destijds al duidelijk dat zij geen uitzondering was.

In het afgelopen decennium is er geen verbetering in de financiële positie van redacties, journalisten en programmamakers gekomen. Verslaggevers en fotografen gaan zonder verzekeringsdekking naar conflictgebieden of worden door hun redacties niet meer gestuurd maar vervangen door lokale fotografen en verslaggevers. De waardering door de samenleving voor het métier van verslaggever is fors afgenomen in de afgelopen jaren. Het aantal mensen dat zélf hun nieuws verzorgt is fors toegenomen, met als gevolg dat veel free-lancers bijkans tot de bedelstaf vervallen of hun hoofdinkomen niet meer uit journalistiek werk halen. Zij die nog een vaste baan in de journalistiek hebben wachten met angst en beven op een volgende bezuinigingsronde, hen hangt een permanent zwaard van Damocles boven het hoofd. De Fake News en de Mainstream Media-tendensen op sociale media-kanalen ondermijnen de autoriteit van journalistiek als onafhankelijk brenger van nieuws verder.

De pijler onder de democratie is daarmee aanzienlijk verzwakt. Vertrouwen uitspreken in de andere pijlers is niet genoeg: ook een stoel met één te korte poot wordt als onveilig ervaren, niet geroemd om zijn poten die wél sterk genoeg zijn.

In maart 2017 sprak ik een verslaggever van de regionale krant. Rond de verkiezingen video-blogte ze over activiteiten die partijen ondernemen in de aanloop naar de verkiezingen van 15 maart. Ik maakte een grappig-bedoelde opmerking over het doorzichtige plastic tasje dat ze bij zich droeg, gevuld met eenvoudige smartphone accessoires, bedoeld voor het filmen. Zij, cynisch over de inhoud van het tasje: “Ja, die accessoires heb ik zelf gekocht, het geld klotst tegen de plinten op de redactie”.

Dát is de staat van deze essentiële pijler onder onze democratie en rechtstaat. Een gebrek aan (getoond) engagement bij redacties en journalisten en een gebrek aan bestaansmiddelen voor redacties en werknemers. Wanneer onze artsen, advocaten of professoren zo hun werk zouden moeten doen, zouden zowel samenleving als politiek moord en brand schreeuwen. En terecht. Wat doen we nu onze journalistiek er zo voor staat?

https://www.villamedia.nl/artikel/vijf-tips-om-wilders-te-verslaan

https://www.nrc.nl/nieuws/2007/03/19/loyaal-aan-principes-11292982-a1329390

https://nl.wikipedia.org/wiki/Marijke_Jongbloed

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.