Het nieuwe College van Burgemeester en Wethouders in Assen zal bestaan uit vier partijen en de PvdA voelt zich gepasseerd. Want zij zijn er niet bij. Hadden de voormalige regenten deel moeten hebben aan het College dat nu wordt gevormd? Een analyse.
Het verschil tussen de winnaars en de verliezers van de Gemeenteraadsverkiezingen van 2018 is kleiner dan ooit. De grootste partij heeft vijf zetels gekregen, de kleinsten drie. Het merendeel vier.
Voor het eerst sinds haar ontstaan in 1946 is de PvdA niet meer de grootste partij in de stad, en nu gaat ze ook buiten het nieuwe college vallen. De verwarring bij de sociaaldemocraten is groot, men had verwacht nog te kunnen blijven regeren.
Er zijn 33 raadszetels verdeeld en een meerderheid bestaat dus uit zeventien zetels of meer. Initiatiefnemer voor de Collegevorming ChristenUnie wil een College van vier wethouders samenstellen dat steunt op de minimale meerderheid van zeventien zetels. Van andere partijen wordt gevraagd om contructief mee te denken met het beleid van dat College. Een soort van harmoniemodel met coalitie en oppositie, gebroederlijk schouder aan schouder.
Ik vind het in meerdere opzichten een slecht idee.
Eerst maar eens de samenstelling.
Het College zal bestaan uit ChristenUnie, GroenLinks, VVD en Stadspartij PLOP. De ChristenUnie wil ook het College uit vier wethouders laten bestaan, niet meer. Een verkapte bezuinigingsmaatregel, en men vindt een vijfde wethouder niet nodig omdat de grote klussen in Assen zijn afgehandeld. Er wordt dan met name naar de FlorijnAs gekeken, het omvangrijke verbouwingsproject van stationsgebied en Stadsboulevard met aansluitend de waterweg De Blauwe As.
Blijkbaar ziet de aanstaande coalitie de ontwikkeling van de Toeristisch-Recreatieve Zone bij het TT-circuit en de revival van de binnenstad niet als ‘grote klussen’?
Dan het aspect van ervaring. Wethouderskandidaten zijn Harmke Vlieg (CU, 2e termijn in Assen), Gea Smith (GL, debuterend als wethouder), Roald Leemrijse (VVD, debuterend als wethouder) en Jaan Booij (PLOP, debuterend als wethouder). De door de wol geverfde wethouder Albert Smit (PvdA) belandt echter na meerdere termijnen in het College weer in de Raad. De oude vos Smit kent de hele organisatie van binnenuit. Dat wordt potentieel prijsschieten voor de voormalige bestuurders in hun nieuwe rol als oppositiepartij.
In de coalitiepartijen VVD, GroenLinks en PLOP zijn veel nieuwe Raadsleden aangetreden. Waar VVD en PLOP nog College-ervaring hebben draagt GroenLinks na een historie van vele termijnen als oppositiepartij nu voor het eerst coalitieverantwoordelijkheid en dat vergt een gematigder toon en ook het inleveren van postgevatte oppvattingen en stokpaarden aan de deur van de College-kamer. Kijken hoe de fractie in de Raad daarmee kan omgaan, maar ook: hoe zal de eigen achterban daarmee om kunnen gaan?
Blijkbaar vonden de vier gevestigde partijen het wel voldoende met alle nieuwelingen, ouderenpartij 50+ werd als nieuwkomer in de Raad met drie zetels niet gevraagd voor de coalitiebesprekingen. Zelfs niet toen men aangaf af te willen zien van een wethouderspost in ruil voor een gedegen ouderenbeleid in het Collegeakkoord. Vier partijen en daarmee basta!
Tot de presentatie van het beoogde College op 12 april 2018 leek het meer over de getallen te zijn gegaan dan over de inhoud van het nog te schrijven College-akkoord. Het aanstaande College met drie nieuwelingen en een meerderheid van één zetel in de Raad lijkt zich over de inhoud niet teveel zorgen te maken.
Kijken wat het Coalitieakkoord gaat brengen, want dat zal er wel komen. Eéndracht maakt macht is hier letterlijk te nemen. Echter, CU, GL en VVD verschillen op punten hemelsbreed van opvattingen. Eén dissident coalitie-raadslid kan de potentieel fragiele coalitie in zwaar weer brengen (Lees, Plop, GroenLinks). En een PvdA met Albert Smit aan het roer kan (en zal) dat zeker. Zonder averij de vier jaar doorkomen lijkt een onhaalbare reis. Een behouden vaart, het zal bij wensen blijven.
Is alles koek en ei als de fragiele coalitie toch de vier jaar overleeft? Ik denk het niet.
De premisse om Raadsfracties constructief samen te laten werken met een krappe coalitiemeerderheid zorgt ervoor dat alle partijen kleurlozer worden. Voor de buitenwacht (en dat is de hele samenleving) verdwijnt het onderscheid tussen de partijen nóg meer. Stemmers vragen zich af, waarom stemde ik op partij X en niet Y, ze spannen toch samen. Niet-stemmers zien nog minder aanleiding om naar de stembus te gaan, tenzij zich een protestpartij aandient die de gevestigde orde ter discussie stelt!
Inwoners verlangen duidelijke taal en wie dat niet kan leveren verliest in de verkiezingen. Partijen die bijdragen aan het voortbestaan van een kleurloze coalitie door ‘constructief samen te werken’ boeren achteruit. De ChristenUnie kijkt met haar beoogde coalitiepartners teveel naar de stemming en het begrip binnen de muren van het stadhuis en te weinig naar de Assenaren. Die zijn nog helemaal niet aanbeland op het punt van constructieve samenwerking. De coalitie gaat voor de muziek uit en de kleurloosheid waarin dat resulteert is een voedingsbodem voor lawaaierige oppositiepartijen en populisten.
Wie luidkeels oppositie voert haalt de media en de harten van de kiezers in 2022. Ofwel de PvdA, en misschien ook 50+? Stevige oppositie hoeft van CDA en D66 niet te worden verwacht, de SP zal standpunten vergelijkbaar met die van de PvdA hebben maar altijd in de schaduw van Smit staan.
Een College en Raad die géén kleur bekennen zetten de deur open naar partijen die dat met veel uiterlijk vertoon wél doen. Dan verliezen niet alleen partijen in de volgende verkiezingen, maar ook de democratie als geheel.